top of page
Vocabulaire
1. Quelle est votre adresse en France? 1. Wat is uw adres in Frankrijk?
2. J'ai toutes mes affaires dans ce sac. 2. Ik heb al mijn spullen in deze tas.
3. J'ai été agressé(e) par.... 3. Ik ben overvallen door...
4. J'ai oublié mon appareil-photo dans le train. 4. Ik heb mijn fototoestel in de trein laten liggen.
5. On m'a volé tout mon argent. 5. Al mijn geld is gestolen.
6. J'ai une assurance de voyage contre le vol et la perte. 6. Ik heb een reisverzekering tegen diefstal en verlies.
7. Mes bagages étaient à côté de moi. 7. Mijn bagage stond naast mij.
8. J'ai fait bloquer ma carte de crédit. 8. Ik heb mijn creditcard laten blokkeren.
9. On a cambriolé notre maison/magasin. 9. Er is in ons huis/onze winkel ingebroken.
10. Pardon, je cherche le bureau/le commissariat de police. 10. Sorry, ik zoek het politiebureau.
11. La police va vous contacter. 11. De politie zal contact met u opnemen.
12. J'aimerais avoir une copie de la déclaration pour mon assurance. 12. Ik zou graag een kopie van de aangifte willen voor
mijn verzekering.
13. Quelle est votre date de naissance? 13. Wat is uw geboortedatum?
14. Je veux déclarer un vol. 14. Ik wil een diefstal aangeven.
15. Vous pouvez donner une description de l'agresseur? 15. Kunt u een omschrijving geven van de overvaller?
16. J'ai changé de domicile. 16. Ik ben van woonplaats veranderd.
17. Vous pouvez épeler votre nom s.v.p.? 17. Kunt u uw naam spellen a.u.b.?
18. L'homme/la femme était habillé en jean. 18. De man was gekleed in een spijkerbroek.
19. J'ai laissé mon sac dans un café 19. Ik heb mijn tas in de trein laten liggen.
20. Quel est votre lieu de naissance? 20. Wat is uw geboorteplaats?
21. Où est le bureau des objets trouvés? 21. Waar is het bureau van gevonden voorwerpen?
22. Dans mon sac à dos il y avait mon passeport, ma montre et 22. In mijn tas zaten mijn paspoort, mijn horloge en mijn mes vêtements. kleren.
23. J'ai été volé(e) par un pickpocket. 23. Ik ben beroofd door een zakkenroller.
24. L'agent/le policier veut voir une pièce d'identité. 24. De agent wil een identiteitsbewijs zien.
25. J'ai perdu monportable. 25. Ik ben mijn mobieltjekwijtgeraakt.
26. Voulez-vous remplir ce formulaire? 26. Wilt u dit formulier invullen?
27. C'est un objet qui sert à.... 27. Het is een voorwerp dat dient om...
28. Voulez-vous signer ici? 28. Wilt u hier ondertekenen?
29. Quelle est la valeur de cette montre? 29. Wat is de waarde van dit horloge?
30. Je suis assuré(e) contre le vol. 30. Ik ben verzekerd tegen diefstal.
bottom of page