top of page
Dialogue élèves
Fiche: patient(e) Fiche: docteur
1.Groet de dokter 1. Bonjour docteur.
2. Bonjour, quel est votre nom et quelle est votre adresse? 2. Groet terug en vraag de naam en het adres van de patient.
3. Geef hem je naam en adres. 3. Je m'appelle..... et j'habite à.....
4. Quel est le problème? 4. Vraag wat het probleem is.
5. zeg dat je been pijn doet en dat je een wond aan je knie hebt. 5. J'ai mal à la jambe et j'ai une blessure au genou.
6. Vous pouvez marcher? 6. Vraag of de patiënt kan lopen.
7. Zeg dat het moeilijk is om te lopen. 7. C'est difficile de marcher.
8. Je veux examiner votre jambe. 8. Zeg dat je het been wilt onderzoeken.
9. Zeg dat het pijn doet en dat het heel erg bloedt. 9. Ca fait mal et ca saigne beaucoup
10. Vous avez de la fièvre? 10. Vraag of de patient koorts heeft.
11. Zeg dat je geen koorts hebt. 11. Non, je n'ai pas de fièvre.
12. Qu'est-ce qui s'est passé? 12. Vraag wat er gebeurd is.
13. Vertel dat je van de fiets gevallen bent. 13. Je suis tombé(e) de mon vélo. Vraag of het ernstig is.
14. C'est grave docteur? 14. Oui, c'est grave. .
Vous vous êtes cassé la jambe Vous devez aller à l'hôpital De patient heeft het been gebroken en moet naar het ziekenhuis
15. Vraag hoe. Je bent alleen en je kunt niet lopen. 15. Mais comment? Je suis seul(e) et je ne peux pas
marcher.
16. Je vais prévenir le SAMU. 16. Zeg dat je de ambulancedienst zal waarschuwen.
17. Herhaal dat je pijn aan je been hebt. 17. Aïe docteur, j'ai mal à la jambe.
Je voudrais quelque chose contre la douleur Zeg dat je iets tegen de pijn wilt.
.
18. L'infirmière va vous faire une piqûre. 18. Zeg dat de verpleegster een injectie zal geven tegen de pijn.
19. Zeg dat je bang bent. 19. J'ai peur docteur.
20. Il ne faut pas avoir peur. 20. Zeg dat de patiënt niet bang moet zijn.
21. Vraag of je in het ziekenhuis moet blijven. 21. Je dois rester à l'hôpital?
22. Non, il faut passer une radio. 22. Antwoord ontkennend en zeg dat de patiënt een
röntgenfoto moet laten maken.
23. Zeg dat je graag een verband wilt. 23. J'aimerais avoir un pansement.
24. L'infirmière va vous faire un pansement. 24. Zeg dat de verpleegster een verband zal omdoen.
25. Bedank de dokter. 25. Merci docteur.
bottom of page